De achttienjarige Alban is een buitenbeentje. Hij is opvliegend en versleet al meerdere scholen. Het liefst hangt hij op het dak; zijn toevluchtsoord. Alban woont met zijn Albanese moeder Zana in Amsterdam. Zana heeft een oorlogsverleden maar haar trauma’s zijn diep weggestopt. De kost verdienen en intussen Alban uit de problemen houden bieden daarvoor genoeg afleiding. Dat Alban verkering krijgt met een Servisch meisje is voor de tieners geen probleem, maar een ontmoeting met haar ouders dreigt Zana’s wereld op zijn kop te zetten.